Buitenlandse avonturen van WTC Nissorap.

7-10 september 2000: Mont Ventoux


Bekijk ook het fotoboek van onze ventoux-reis
Lees ook de persoonlijke verhalen van: Fré
Fre
Warre
Warre
Raf
Raf
en het algemeen reisverslag van: Danny
Danny

Persoonlijk reisverslag door Pit     Pit


Bédoin, 8 september 2000

-1-

Hier staan we dan, aan een witgekalkte streep op het wegdek tussen de laatste huizen van het Zuid-franse dorpje Bédoin. Voor ons strekt zich een lieflijk, bijna poëtisch landschap uit met lichtglooiende wijngaarden. En daarachter, aan de linkerzijde, doemt de kale kop op van de reus van de Provence, de legendarische Mont Ventoux met zijn 1912 meter hoogte: de killer van Simpson, de berg die Merckx de adem afsneed en die het duel Pantani-Armstrong mythische proporties gaf. Op zich gaat er momenteel niets dreigends uit van deze berg. Het weer is helder, de zon schijnt volop, heel de omgeving ademt verstilde rust. En toch zijn we geen van allen gerust in wat komen gaat.

Wij, dat zijn 13 wielervrienden uit Heist-op-den-Berg en omgeving, de één al beter getraind dan de ander, maar allen met hetzelfde doel: we willen die berg opfietsen en straks op die kale top bij dat witte torentje staan zonder te zijn afgestapt. Even poseren en glimlachen voor de noodzakelijke groepsfoto bij de start en dan trekken we ons in gang.

Gewoontegetrouw nestel ik me volledig achteraan in de groep. Zo kan ik alle ontwikkelingen makkelijk volgen. Bijna onmiddellijk scheiden de Fré en de Warre zich af van de rest van de groep. Natuurlijk, zij worden algemeen aanvaard als de enige kanshebbers om als eerste de top te bereiken. Ikzelf word meestal vierde getipt. Ik heb er geen idee van. De benen voelen noch goed noch slecht, de trip vanuit Heist lijkt ondanks een gemiste nachtrust quasi verteerd en gisteren, tijdens een kort verkennend ritje in de omgeving van Buis-les-Baronnies klom ik zonder een duw teveel te geven vrij vlot mee met Raf en Fré. Vooral mijn slaapmaatje Fré ging toch wel hard, en ook vanmorgen fietste hij reeds op elk hellinkje in zijn eentje voor de rest van de groep uit. Toch heb ik - in tegenstelling tot de meeste van mijn kameraden - in mijn pronostiek de voorkeur aan de Warre gegeven, omwille van de indruk die hij maakte op de eerste hellingen van de voorbije Sean Kelly. Volgens mij moet hij in staat worden geacht dergelijke inspanning gedurende een kleine twee uur vol te houden. Bovendien is hij erg gedreven, getuige daarvan het schemaatje dat hij vanmorgen nog op zijn stuur plakte. Ook ik plaatste mezelf in de pronostieken als vierde, omdat ik ook de Raf nog op het podium verwacht.

De aanloop Het gaat in de groep zoetjesaan, ik moet echt geen maar dan ook géén moeite doen om mee te gaan. Ik schuif op naar voren en zit onmiddellijk vooraan. Fré en Warre hebben intussen al enkele honderden meters voorsprong. Heimelijk hoop ik de klim binnen de 2 uren te voltooien, maar die hoop heb ik nooit hardop durven uitspreken, zoveel schrik heb ik om op mijn bek te gaan. 't Zou zonde zijn van op dit makkelijk stuk de minuutjes te verspelen die ik straks misschien te kort kom om mijn 2 uur-doelstelling te halen, dus versnel ik lichtjes. De grupetto laat me gaan. Ik reken erop dat Raf die me ziet wegschuiven (een demarrage is het niet) wel zal meegaan, omdat hij in mij een concurrent ziet voor de derde podiumplaats. Op kousenvoeten glijd ik verder weg, ik voel echter niemand in mijn wiel en zie in een glimp al een gat van vele tientallen meters achter mij.

Hier heb ik het aan mijn been: chasse-patate. Door iedere renner gevreesd, door wielercommentatoren smalend afgedaan. Ik 'zwem' alleen tussen twee groepjes, dit mag niet te lang duren. Ik moet snel beslissen dat ik me terug laat inlopen of ervoor zorgen dat ik nog voor de bocht van St. Estève vooraan aansluit. Daarna geef ik me geen kans meer om nog tijd goed te maken op die twee beren vooraan. En als ik lang blijf hangen zullen een aantal mannen uit de achtergrond mij straks met de glimlach opeten, de Raf voorop.

Ik heb geen duidelijk strijdplan, maar maakte in mijn hoofd wel een ruwe indeling van de klim: eerste 6 kilometer zachtjes hellend, daarna vanaf de bocht van St. Estève 10 km gelijkmatig steil aan ca. 10 % en de laatste 5 km vanaf Chalet Reynard iets minder zwaar met percentages van 7 à 8 %.


-2-

De bocht van St. Estève. Gedaan met spelen. Hier is het dat volgens colkenner Marc Uytterhoeven de echte klim begint en dat zullen we geweten hebben. We draaien linksom aan een gebouwtje en onmiddellijk wordt de hellingshoek nijdiger. Het tempo zakt naar zowat 12 per uur. Fré en Warre rijden zij aan zij, ze willen voor elkaar niet onderdoen. Ik concentreer me op de rotatiebeweging van mijn voorwiel dat zich tussen de achterwielen van mijn twee kompanen bevindt. Ik voel me bevoorrecht getuige van een titanenclash. Voor de eerste maal kijk ik echt achterom. Niets. Ik ben er echter nog altijd van overtuigd dat de Raf uit de achtergrond zal terugkeren, of heeft die kerel soms een off-day. In elk geval, hoe langer ik met deze mannen kan meegaan, hoe minder waarschijnlijk dat iemand me nog zal terugpakken.

Voor mij zwaait de Fré uit naar het midden van de weg en laat zich uitzakken tot in mijn achterwiel. Tactiek ? Strategie ? Of - alhoewel onwaarschijnlijk - zijn cartouchen al verschoten ? Ik ga naast de Warre rijden en doe voor het eerst ook een beetje kopwerk. We blijven hetzelfde tempo aanhouden. Iets verder gebeurt dan het ondenkbare: de Fré gaat er onherroepelijk af. Hij verliest bovendien vrij snel terrein. Nu mogen wij in ons fietsclubje wel beweren dat we de Fré hebben leren doseren, dit lijkt me echter geen weloverwogen keuze: het is gewoon een kwestie van niet beter kunnen. Ik ben ervan overtuigd dat we de Fré pas zullen terugzien wanneer hij straks vloekend en zwoegend bovenkomt, ongetwijfeld met een respectabele achterstand op de eersten. Ik nestel mij opnieuw in het wiel van de Warre.

Niet zo heel veel verder voel ik dat ik op mijn adem moet trappen om de Warre te kunnen blijven volgen. Ik twijfel geen seconde, verminder mijn klimritme en laat los, 5 meter, 10 meter, 20 meter, ... Vanaf nu zal ik waarschijnlijk alleen moeten klimmen, nog een twaalftal moeilijke kilometers. Ik begin me nu meer te focusen op wat er achter me gebeurt dan op de kop van de wedstrijd. Dju, als de Raf of den Danny me seffens nog inhalen, zal ik het nog knap lastig krijgen. Met de Fré hou ik zoals gezegd al geen rekening meer, ik heb al zijn kansen reeds begraven.

Zo blijf ik een tijdje - ik weet eigenlijk niet goed meer hoe lang - de pedalen op automatische piloot ronddraaien. Bij elke kilometer die voorbij is prent ik de gegevens op het kilometerpaaltje in mijn hoofd - afstand tot de top, hoe hoog we zitten, en hoeveel we gestegen zijn sinds de vorige kilometer. Ik kijk opnieuw voor me. Mijn achterstand op de Warre is al een hele tijd niet meer vergroot. Ik blijf peddelen op eenzelfde afstand van de leider. Goed zo ! En dan gebeurt er weer iets merkwaardigs: ik kom iets dichter en schijn mijn voorganger opnieuw in te lopen. Warre lijkt me als het ware op te wachten en kijkt erg vaak om. En ja hoor, heel geleidelijk en zonder forceren rijd ik de kloof terug dicht. De Warre verklaart inderdaad liever samen naar boven te willen rijden, maar mij geeft hij op dat moment allebehalve een frisse indruk. Ik bied hem wat druivensuiker aan, wat hij gretig aanneemt. Voor de rest converseren we niet, het klimmen vergt alle beschikbare energie. Zo fietsen we naar een volgend lastig stuk in de klim: een soort S-bocht, eerst links en dan rechts. Ik veroorloof me een folietje en neem 'en danseuse' de binnenkant van de bocht. Ik pak enkele meters. De grijns op de Warre zijn gezicht wordt een grimas, hij krijgt het kleine gaatje niet meer dicht. Door een spielerei heb ik mijn eigen topfavoriet gelost. De Ventoux lijkt zijn reputatie van favorietenkerkhof waar te maken.

Hoewel het nog ver is besluit ik er voluit voor te gaan. Ik zal fietsen met de spreekwoordelijke handrem op tot Chalet Reynard en zal vanaf daar de gashendel volledig openen. Ik blijf circa 12 per uur aanhouden. Elke andere fietser die ik voorbijsteek geeft mij een goed gevoel en levert mij verse adrenaline. Wat is het leven mooi hier op de flanken van de Mont Ventoux. De zon schijnt, de natuur is prachtig, ik zet mijn longen open en adem voluit de geurige Provence-lucht in. Fietsen kan zo mooi zijn!


-3-

Chalet Reynard. Voor mij is dit Chateau Reynard. Ik glorieer, ik triomfeer. Vanaf het moment dat het gebouwtje voor me opdoemt voel ik direct dat de helling minder steil wordt. In de verste verte zie ik niemand achter me. En ze moesten eens weten hoe goed ik me nog voel. Ik reken vlug uit dat ik aan het huidige tempo in ca. 1u45 zal boven zijn. Wat gaan ze allemaal ogen trekken straks. Een hapje eten ? Ik heb 2 grany's bij me en smikkel er vlug eentje van binnen. De andere vind ik niet nodig. Ik heb nog plenty energy en binnen een klein halfuurtje sta ik toch boven te wachten op de anderen. Ik leg mijn ketting op de 23, rijd in een wijde boog rond de afgrond aan het chalet-annex-taverne en begin aan de laatste loodjes.

Dan hoor ik een soortement kreten aan de andere kant van het ravijn. Ik kijk en zie de Raf daar rijden. Hij is de laatste bocht voor het chalet ook al gepasseerd. Verdorie, die heeft de laatste kilometers zeker geen terrein meer verloren op mij en zit waarschijnlijk boordevol moral omdat hij die 2 kleppers in het bos heeft opgeraapt. Ik zal toch nog moeten oppassen. Als om die gedachte kracht bij te zetten lijkt de helling opnieuw steiler te worden. Ik moet terug naar tandje 26. Ook daar vind ik niet meteen het juiste ritme. Ik blijf taffelen en schakel naar de 28. Voor het eerst in de beklimming zakt mijn snelheid (wat een eufemisme in deze omstandigheden) onder de 10 per uur. Ik durf niet omkijken en kruip verder omhoog. De helling lijkt wel een muur en het witte torentje op de top, dat ik nu al een hele tijd open en bloot in het vizier heb komt niet dichterbij, integendeel. Nog 4 km afzien. De weg voor me slingert zich als een oneindig lint in ruime lussen over de kale flanken. Ik kijk toch nog eens om en bemerk tussen de fietsers die achter me rijden geen truitje in de geel-witte Jacobs-kleuren. Dat geeft me weer wat vertrouwen. Het zal daarjuist dan wel een onverwacht lastig stuk geweest zijn.

Het torentje komt niet dichterbij ... Zo worstel ik me meter na meter naar boven. Meters worden dekameters en hektometers en na veel afzien kilometers. Ik ben echt aan't aftellen tot boven en vrees even dat ik er niet zal geraken zonder af te stappen. Vergeefs speur ik naar de camper waaruit het optisch bedrog Pantani deed tevoorschijn komen bij zijn zoveelste demarrage in de Ventouxrit van de voorbije Tour. Mijn kilometerteller geeft nog 7 per uur aan, dan nog 6. Het syndroom van Johnny (wat betekent dat je een col aan het beklimmen bent tegen een snelheid tussen 0 en 1 per uur) komt angstwekkend dichterbij. Ik haal ook geen andere fietsers meer in. Mountainbikers steken me met de glimlach voorbij om dan bij de volgende bocht halt te houden en van het uitzicht te genieten. En zo gaat dat spelletje een paar keer door. De tweede grany blijft in mijn achterzak zitten omdat ik vanwege mijn lage snelheid niet met één hand durf te rijden om hem eruit te pakken. Ongelooflijk dat ik me nog altijd in eerste positie bevind. Ik bedenk even wat een slagveld het lager op de berg moet zijn bij de zogeheten mindere klimmers van onze groep.

In de verte zie ik een groepje mensen tussen de stenen op de bergflank: het monument voor Tom Simpson. Vanuit mijn situatie begrijp ik de extreme omstandigheden die mee zijn overlijden hebben veroorzaakt. Ik besef dat er belangrijker dingen in het leven zijn dan jezelf hier het pleuris te rijden. "Tom, ik kom erbij liggen", stamel ik bij mezelf.

"Komaan Pit, ge zijt er bijna". Ik schrik op uit mijn overpeinzingen als de Fré me met een indrukwekkende kadans voorbijdendert. Ik lijk wel stil te staan. Geen geschoren benen voor mij - al lachende werd gezegd dat wie als eerste zou bovenkomen op de Ventoux het haar van zijn benen moest laten scheren door de anderen, iets wat ik met alle plezier had ondergaan. Maar met een tweede plaats kan ik me ook nog perfect verzoenen. Eigenlijk kunnen op dit moment plaats noch tijd me schelen, ik wou alleen dat ik er al was. Ik zet me even recht op de pedalen, versnel lichtjes, plof in het zadel en laat mijn tempo opnieuw slabakken. Alle ritme is weg, ik klungel maar wat aan. Fietsen kan ook verschrikkelijk afzien zijn. Nog één kilometer.

Hoe ik die laatste kilometer heb kunnen afleggen kan ik me niet te best meer voor de geest halen. Ik herinner me enkel nog een splitsing bijna aan de verlossende top: links gaat het met een laatste ruk nog even omhoog, rechts loopt de weg naast de top al lichtjes naar beneden. In een vlaag van zinsverbijstering kies ik rechts.

"Langshier jong" brult de Warre achter mij. Ik maak een bocht van bijna 180 graden, rijd dat laatste hellinkje op en stap totaal leeg boven af. Fré geniet daar al van het panoramisch uitzicht. De Warre, die mij in het laatste gedeelte als mikpunt voor zich uit zag rijden, is enkele seconden voor mij geëindigd. Wat een anticlimax! Maar ik trek het me niet aan, ik moet eerst even bekomen van de geleverde inspanningen, want ik heb me haast totaal leeg gereden. Bij de Raf, die een goeie twee minuten later als vierde bovenkomt, is het nog erger: die valt haast tegen een auto als hij van zijn fiets poogt te stappen. Hij ziet er ook enorm afgetrokken uit en moet onmiddellijk gaan zitten. Ik ben dan al in de recuperatiefase.

Alles in acht genomen is de balans van mijn Ventoux-beklimming anno 2000 over de gehele lijn positief: bijna perfecte weersomstandigheden, geen pech, een podiumplaats, een chrono binnen de twee uur (1u 52 min 13 seconden als ik het me goed herinner), ... En als ik van één ding overtuigd ben dan is het wel dit: volgende keer pak ik hem rapper.

- de Pit -