Bekijk ook het fotoboek van onze Sauerland-reis | ||
Sauerland 2011
door Pit
|
|
|
Dag 3
Met een flinke groep van 9 man begonnen we aan de vrijdagrit. In de aanloopfase volgden we de Sauerland Radring, een fietsroute van goed 80 km die deels op het traject van een vroegere spoorlijn is aangelegd en onder meer de Vleermuistunnel aandoet. Onze B’s zouden trouwens deze Radring vandaag afwerken. Buiten het feit dat Raf al vlug platreed en we de B’s voorbijstaken in Altenhundem (de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ook zij stilstonden met platte band) valt er over de eerste kilometers niets te melden. Op het eerste klimmetje (Hohe Bracht) achtte de Woens zijn moment gekomen. Hij gaf er direct een flinke lap op zodat de groep verbrokkeld de top rondde. Terug beneden, in Bilstein, moesten we al een eerste keer de weg vragen. Een vrouwtje wees ons naar het kleine weggetje links en keek heel bedenkelijk toen ze zag dat we dat met de fiets gingen doen. De klim naar het Benolper Kreuz was - ondanks het prima wegdek - inderdaad een best steile brok, met percentages tot 15%. Wie recht op de pedalen ging staan riskeerde een doorslippend achterwiel op het prima asfalt. Na deze klim daalden we af naar Benolpe. Over de Einsiedelei (3e helling in de eerste 30 km) ging het verder naar Oberveischede en daarna, steeds op en af, naar Helden en Attendorn (stadje dat we nog kenden van ons bezoekje van gisteren). Voorbij Attendorn namen we de weg links (opnieuw even klimmen!), richting Ennest, langs het industriepark, en zo verder door naar Heggen. Daar wachtte ons de langere klim naar Hulschotten. Bij sommigen liet de tol van de overwonnen hoogtemeters zich al voelen. Woens had al lang spijt van zijn inspanning in de beginfase en pompte zich lorriegewijs naar boven. Ook Eggie, Seppe en Gere fietsten al minder gestroomlijnd. Danny en Tom sloten gewoontegetrouw de rij. In de afdaling trok machinist Raf aan de stoomfluit en de Nissorap-express denderde naar Plettenberg. Jammer genoeg raakten twee wagonnetjes letterlijk even het spoor bijster: bij een splitsing van de weg wisten Gere en Woens, die even achterop waren, niet meer welke richting we waren uitgereden, zodat ze noodgedwongen even voet aan de grond moesten zetten en wachten op verdere instructies. Iets na het middaguur arriveerden we dan toch in Plettenberg, zodat het hoog tijd werd om ons op een plaatselijk terras van spijs en drank te voorzien. Plettenberg uitraken bleek niet zo simpel. We reden eerst een flink aantal kilometers verkeerd, op een klein weggetje naast het spoor. Tot overmaat van ramp brak een spaak in het achterwiel van Tom, wat een serieuze slag in het wiel tot gevolg had. Remmen bleek voor hem nagenoeg onmogelijk. Verder rijden was dus ronduit gevaarlijk. Er zat voor Tom niet veel anders op dan voorzichtig terug te keren naar Plettenberg en vandaaruit per trein naar Altenhundem te sporen. Daar kon hij zich dan laten ophalen door iemand van het B-team. Wij, de acht overigen, hadden intussen het juiste pad gevonden en begonnen in Leinschede aan de klim naar Schlot, een rustige helling van zowat 6 km die zich met een egale stijgingsgraad naar boven slingerde. Nu steeg het eerste gemor op in de gelederen. Als we nog veel zouden bijlussen zouden er maar weinig kandidaten overblijven voor de rit van morgen. Dus werd het geplande ommetje tot aan de Sorpesee geschrapt. In Allendorf reden we opnieuw zuidwaarts, naar de hoogte van Wilde Wiese. Woens had intussen nieuwe moed opgedaan en maakte zich sterk dat hij met slaapmaatje Gere in aanmerking kwam voor de "kamerprijs" oftewel een puntenklassement per kamer. Daarbij vergat hij wel dat ik met kamergenoot Johan een sterkere troef achter de hand had. Zijn droom ging helemaal in rook op toen ik er op deze klim in slaagde om zonder Gere naar de weggereden Raf, Johan en Woens te rijden. In Rönkhausen wachtte ons de zwaarste opgave van de dag: de klim via het spaarbekken van Glinge naar Faulebutter en verder naar Röhrenspring. Het zou de Cima Coppi van deze rit worden. Vrij vroeg in de klim reed Raf plat. De mindere goden in het gezelschap verkozen niet op de herstelling te wachten: Danny, Seppe, Eggie en ikzelf reden op ’t gemakske al door naar boven. Wederom deden we een mooi klimmetje: de weg slingerde zich omhoog door het bos tot een T-kruising. Daar besloten we te wachten op Woens, Gere en Johan die bij Raf gebleven waren tot diens band gerepareerd was. Seppe en Eggie vroegen me intussen hoever we nog moesten rijden vandaag. "Als we hier volledig boven zijn, nog zo’n 30 kilometer" antwoordde ik. Toen de anderen bij ons gekomen waren, reden we over een stuk vals plat tot Faulebutter. Daar volgden we verder het baantje naar Röhrenspring. Hier was het opnieuw klimmen geblazen. We kwamen zelfs tussen laaghangende bewolking terecht. Eenmaal boven aangekomen had Seppe zijn goeie benen teruggevonden en hij zette zich mee op kop. Maar een geniepig uitlopertje dwong hem al na enkele honderden meter opnieuw genadeloos in de wielen. Gedaan met de goeie benen. Wanneer we even verder dan toch begonnen te dalen, kwamen we al snel in het zog van een motorrijdend koppel. De dame had blijkbaar weinig vertrouwen in haar vehikel en de staat van het wegdek, we moesten zowaar serieus inhouden achter haar. Maar na enkele kilometers begon de weg opnieuw te stijgen: een stevig tussenklimmetje deed het gemor in de gelederen opborrelen. Danny kreeg dorst ("desnoods ergens aanbellen om water te vragen"), Seppe had zijn goeie benen in Röhrenspring achtergelaten, Eggie vroeg constant hoever het nog was (nog 30 kilometer uiteraard). Gere was zijn klimmersbenen kwijt en Woens begon tegen zijn gewoonte in zelfs op een klein verzetje te rijden. Alleen Johan en Raf hadden nog veel fond over en deelden vlot kwinkslagen uit. In Fretter hielden we onze langverwachte stop voor een große cola op het terras. Toen ik op algemeen verzoek weer verklaarde dat we nog een 30 kilometer voor de boeg hadden, verifieerde Seppe deze bewering door met zijn i-Phone de kortste weg naar Saalhausen te berekenen. Gelukkig voor mij verliep deze langs het geplande traject (en was dit nog minder dan 30 kilometer), zodat iedereen met verse moed terug op de fiets kroop. De laatste loodjes bleken toch nog serieus door te wegen. Hoewel er geen échte klimmen meer volgden, ging het traject nog steeds constant op en neer. Bij sommigen begon de energietank helemaal leeg te lopen. Gelukkig gingen de laatste kilometers, van Bracht naar Gleierbruck, nogal stevig bergaf. Dan nog een klein stukje Sauerlandradring en we konden onze fiets voor vandaag op stal zetten. Aan de toog wachtte de welverdiende frisse pint. Bij het avondeten (geschnetzeltes met kroketten) werden de verhalen nog wat aangedikt. En wij mochten dan wel een langere rit gereden hebben dan onze B’s, we kregen toch te horen dat zij vandaag de steilste klim hadden getrotseerd (enkele meters aan 23%). - Pit -
|
||
Lees je graag verder, lees dan ook het verslag van de 4de dag |